Er zijn veel ontwerpen van motoren, hoewel ze meestal uit drie onderdelen bestaan: een rotor, een stator en een omvormer. Deze drie delen maken gebruik van elektromagnetische aantrekking en afstoting, waardoor de motor blijft draaien, zolang deze maar een stabiele stroom krijgt.
Fundamenteel
De motor werkt volgens elektromagnetische principes. Als u een elektrische stroom door een draad laat lopen, zal dit een magnetisch veld creëren. Als je een draad om een paal wikkelt en een elektrische stroom door de draad laat lopen, ontstaat er een magnetisch veld langs de paal. De paal heeft aan het ene uiteinde een passieve paal en aan het andere uiteinde een zuidpool. Tegenoverliggende palen zullen elkaar aantrekken en soortgelijke palen zullen afstoten. Wanneer u een paal met andere magneten omgeeft, zal de paal roteren door aantrekkingskrachten en afstotende krachten.
stator
Elke motor heeft twee noodzakelijke onderdelen: de ene staat stil en de andere draait. Het stationaire deel is de stator. Ondanks de verschillende configuraties is de stator meestal een permanente magneet of magneten die zijn aangebracht op de rand van het motorhuis, wat meestal een ronde plastic trommel is.
Rotor
Ingebed in de stator is de rotor, die meestal bestaat uit koperdraad die in een spoel is gewikkeld. Wanneer er stroom door de spoel vloeit, duwt het overeenkomstige magnetische veld het magnetische veld dat door de stator wordt gecreëerd, en zorgt ervoor dat de as draait.
Omvormer: de basis
Een motor heeft nog een ander belangrijk onderdeel, de omvormer, die zich aan het andere uiteinde van de spoel bevindt. Het is een metalen ring die in twee helften is verdeeld. Elke keer dat de spoel een halve slag draait, keert hij de stroom in de spoel om. De omvormer roteert periodiek de rotor en het externe circuit, of de stroom van de batterij. Dit zorgt ervoor dat het uiteinde van de spoel niet in de tegenovergestelde richting beweegt, en zorgt ervoor dat de as in één richting draait.
Meer omvormers: magnetische polen
De inverter is nodig omdat de roterende rotor beweging verkrijgt door de aantrekking en afstoting tussen de stator en de rotor. Om dit te begrijpen, stel je voor dat de motor met een lage snelheid draait. Wanneer de rotor naar dit punt draait, draait de rotor naar het punt waar de zuidpool van de rotormagneet de noordpool van de stator ontmoet, en de zwaartekracht tussen de twee polen zal de rotatie stoppen. Om ervoor te zorgen dat de rotor draait, keert de inverter de polariteit van de magneet om, zodat de zuidpool van de rotor de noordpool wordt. De noordpool van de rotor en de zuidpool van de stator stoten elkaar af, waardoor de rotor blijft draaien.
Koolborstel en terminal
Aan het ene uiteinde van de
DC-reductiemotor is de koolborstel en de terminal. Ze bevinden zich aan het andere uiteinde en de rotor bevindt zich aan het uiteinde van het motorhuis. De koolborstels geven stroom door aan de omvormer en zijn gemaakt van grafiet. De terminal is waar de batterij aan de motor is bevestigd en stroom verzendt om de rotor te laten draaien.